Heidebloem
Geschiedenis Heidebloem
Omdat volgens meester Cornelis Reijntjes de mensen hier – in Zevenhuizen en omstreken – nogal ‘ruig in de mond’ waren, richtte hij in 1876 een rederijkerskamer op met als doel de Nederlandse taal te bevorderen. Reijntjes, die zelf midden in de maatschappij stond, had behalve puttend uit eigen ervaring en misschien ook al het schoolmeestersrapport van één van zijn Zevenhuister voorgangers gelezen. Schoolmeester G.H. Buist gaf in 1828 op de vraag ‘Hoe is hunne platte taal?’ reeds een antwoord waaruit men op zou kunnen maken dat daar wel wat op aan te merken viel.
Reijntjes was als hoofd van de Haspelschool steeds bezig de bevolking te ontwikkelen. Hij zag de armoede om zich heen en probeerde die te verbeteren door bijvoorbeeld op landbouwgebied cursussen te geven. Dat hij daarnaast het culturele niveau probeerde te verhogen blijkt uit de oprichting van de Rederijkerskamer ‘Heidebloem’.
In de jubileumvoorstelling van februari 2001 wordt in het laatste onderdeel, ‘De geur van ‘De Heidebloem’, een scène opgevoerd waarin meester Reijntjes, de oprichter, en Klaas Deelstra, iemand die in de tweede helft van de 20ste eeuw heel veel voor de rederijkerskamer heeft betekend, “van boven” enige overpeinzingen ten aanzien van Zevenhuizen aan het publiek mededelen. Daarin wordt een heel aardig beeld geschetst van wat de bedoelingen van meester Reijntjes geweest zijn. De oprichter laat in deze schets namelijk weten dat zelfkennis een belangrijke drijfveer is geweest. ‘Door toneel te spelen moet je je in eerste instantie kunnen verplaatsen in iemand anders. Daarvoor is nodig, dat je je verdiept in jezelf. Zo ontwikkel je zelfkennis, waardoor ook zelfrespect kan groeien.’
De “toneel Reijntjes” vervolgt in zijn tekst: ‘Een ander voordeel was, dat men Nederlandse teksten moest leren en dat kwam de taalontwikkeling ten goede. Bovendien kwamen de dorpsbewoners ook meer met de Nederlandse taal in aanraking en van de stukken die gespeeld werden leerde men onder andere dat problemen niet alleen met de vuist op te lossen waren. Kortom; toneel was educatief en zorgde voor vermaak en dat konden de mensen destijds goed gebruiken’.
Opmerkelijk is, en dat komt in het vervolg van het tweegesprek tussen deze beide ‘Heidebloem’-coryfeeën ook goed naar voren, dat er nu juist in het Westerkwartiers wordt gespeeld om dit taalgebruik voor de ondergang te behoeden.
Klaas Deelstra wist de Rederijkerskamer ‘Heidebloem’ in stand te houden in een tijd waarin de televisie steeds populairder werd. Samen met Alida de Vries schreef hij prachtige revues en heeft een halve eeuw leiding gegeven aan deze rederijkerskamer. Hij leverde tekstuele bijdragen en daarnaast inspireerde en regisseerde hij via ‘Heidebloem’ menig jonge – en vast ook wel wat oudere – Zevenhuister.
In de beginjaren werd er ook wel eens ‘uit’ gespeeld. Zo werd men gevraagd voorstellingente geven in Niebert of Tolbert. In laatstgenoemde dorp is dat ongetwijfeld vòòr de oprichting van ‘Vredewold’ geweest. De afstand tussen die plaatsen en Zevenhuizen is nu nauwelijks vijf minuten, maar dat was eind 19e eeuw van een geheel andere orde. Toneelvoorstellingen vonden in hoofdzaak in de winterperiode plaats. Carolieweg en Leuringslaan waren in die tijd van het jaar nauwelijks begaanbaar en de Tolbertervaart moest als huidige (sluip) route nog worden aangelegd. Het vervoer van de decorstukken gebeurde met paard en wagen door het inschakelen van een boderijder.
Via Leek en de Tolberterstraat en Tolberterweg (nu Oldebertweg) ging het naar de plaats van bestemming. Tot 1893 moet het begaan van de onverharde weg langs het Leekster Hoofddiep ook nog een onderneming op zich geweest zijn. In ‘Voorheen en Thans. Schetsen uit het dorp Zevenhuizen, door C. Reijntjes, Hoofd der School aldaar’ schrijft de oprichter van de ‘Heidebloem’
zelf over Zevenhuizen als ‘de Buitenwereld’ en geeft aan welke moeite het de Zevenhuisters heeft gekost deze weg te laten verharden.
De voerman met de ‘Heidebloem’- attributen had er kennelijk lang genoeg over gedaan want een gevleugelde uitspraak in die tijd was, wanneer hij de ‘doorrid’ was binnengereden: ‘Geef mij een borrel en ‘t peerd een half brood’. Antivries was toen hetzelfde als gedestilleerd.
Een jaar nadat meester Reijntjes in 1875 als onderwijzer te Zevenhuizen werd aangesteld, begaf hij zich dus al met de bevolking op het terrein van “cultureel bezig zijn”. Tot vlak na de eerste wereldoorlog werd er gerepeteerd en gespeeld in Café Reijntjes aan de Kromme Kolk (hoek Leekster Hoofddiep-Jonkersvaart).
Vanaf de twintiger jaren van de 20ste eeuw tot 1988 zal Café Deelstra te Zevenhuizen het clubcafé blijven. Een wonderlijke speling van het lot is het wel het feit dat tijdens de viering van het 100-jarig bestaan van de Rederijkerskamer ‘Heidebloem’ in café Deelstra in 1976 café Reijntjes volledig afbrandde. In een prachtige scène is dit voorval tijdens de afgelopen jubileumvoorstelling in zaal Pruim “in beeld” gebracht. Want na een aantal jaren van“omzwerven” in het dorp is dit nu de thuisbasis van de ‘Heidebloem’.
Tijdens het eeuwfeest werd door de toenmalige burgemeester Zwart een koninklijke medaille van verdienste uitgereikt. Ook de Rederijkerskamer ‘Heidebloem’ kende het verschijnsel van uittreden op basis van huwelijk. Het verschil met Rederijkerskamer ‘Vredewold’ in Tolbert was echter dat alleen vrouwelijke leden de club moesten verlaten wanneer zij in het huwelijk traden. De mannelijke collega’s mochten lid blijven. Zou hier de term e-mancipatie van toepassing zijn geweest?
De Rederijkerskamer ‘Heidebloem’ te Zevenhuizen in 1906. Deze foto is gemaakt ter ere van het 30-jarig bestaan.V.l.n.r. bovenste rij: Bouke Heijs, ... Klinker, Jan de Vries, Dirk Hofkamp, B. Mollema, Jenne Reyntjes;onderste rij: ... Klinker, D. Berghuis-Hofkamp, M. Bouma-Heys, ... Berghuis, B. de Vries-Meinesz, ... Klinker.(Wie kan nog aanvullingen geven over de ontbrekende voornamen?)
Zowel in Tolbert als in Zevenhuizen hebben de rederijkerskamers de (rijke) historie van hun dorp aangegrepen om er een boeiend spektakel van te maken met voor het publiek herkenbare taferelen en situaties. Een jubileumvoorstelling is ook iets speciaals; een prachtig moment om even bij stil te staan.
Tot slot een korte opsomming van de vele historische en / of actuele onderwerpen: In het Zevenhuizen van vroeger was een dorpsveldwachter, die, op het toneel patrouillerend voor café Deelstra en zonder dat hij dat zelf door had, in staat was met zijn klewang de tijd behoorlijk te laten verspringen.
De volgende episoden trokken aan het publiek voorbij:
- de tijd van meester Reijntjes;
- de 80-jarige oorlog, waarin een boer verzuchtte dat hij op basis van het wandeltempo der soldaten nu begreep waarom deze strijd zo lang duurde;
- een kiepkerel
- een schipper met zijn knecht, die op de vlucht door het vuur van de veenbrand werden achterhaald en deze niet hebben overleefd;
- de jeugd uit de tijd van burgemeester Zwart en de tegenwoordige tijd, inclusief indrukwekkend vliegtuiglawaai
De nieuwbouwwijk die in Oostindie zal verrijzen heeft in Zevenhuizen reeds de naam Leek-Zuid’ verworven. De eventuele problematiek die een dergelijke uitbreiding richting Zevenhuizen met zich mee zou kunnen brengen, werd in ‘Onbekend maakt onbemind’ ten tonele gebracht.
Het laatste deel bevatte onder de titel ‘De geur van de ‘Heidebloem’’ liedjes en sketches waarin het wel en wee van deze jubilerende rederijkerskamer centraal stond.